Dagelijks leven in de DDR



Het jaar 1989 is de geschiedenis ingegaan als het jaar waarin een groot deel van Midden- en Oost-Europa zich bevrijdde van de communistische overheersing, die ruim veertig jaar over de Roemenen, Bulgaren, Hongaren, Polen en Tsjechen en Slowaken had geheerst.. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen deze volkeren tegen hun zin onder Russische heerschappij. Europa werd verdeeld in West en Oost en tot dat oostelijk deel heeft ook de voormalige DDR behoord.
Ruim veertig jaar lagen de beide machtsblokken tegenover elkaar en er leek geen beweging in te komen. Dat veranderde pas toen er in de Sovjet-Unie een man aan het roer kwam, die anders dan zijn voorgangers geen behoefte had om de satellietstaten met dwang en desnoods met tanks binnen het Oostblok te houden. Michael Gorbatsjov ging een andere koers varen dan zijn voorgangers, die drie keer, in 1953 in 1956 en in 1968 ingrepen.


De nieuwe koers leidde onontkoombaar tot het moment, waarop de volkeren van Midden- en Oost-Europa de door Gorbatsjov ingezette 'perestroika' voor hun eigen doel, onafhankelijkheid, zonden gaan benutten. In 1989 was het zover. In het ene na het ander land dwongen de burgers de communistische regimes op de knieën en omdat de locale dictators niet meer, zoals vroeger, de steun van Russische tanks achter zich wisten waren zijn niet tegen deze ontwikkeling opgewassen. Hun macht bleek geen echte macht te zijn. De 'socialistische staat', die Oost-Duitsland volgens de propaganda was, heeft nooit vaste voet gekregen in de hoofden en harten van de burgers.
Toen de bevolking na de omwenteling in vrijheid kon aangeven wat ze wilde was het overduidelijk dat de meerderheid hereniging met West-Duitsland wilde en liefst zo snel mogelijk. De internationale politiek kon weinig anders doen dan deze ontwikkeling volgen. De hereniging was een feit en de DDR was geschiedenis.
Veertig jaar lang heeft de SED de bevolking uitgebuit, gemanipuleerd en in veel opzichten geterroriseerd.


De socialistische planeconomie, die volgens de propaganda zorgde voor een aangenaam en plezierig leven voor allen, bezorgde velen in de praktijk alleen maar ergernis. Aangenaam en plezierig leven was slechts weggelegd voor de top van de SED en staat. Honecker heeft nooit in de rij gestaan, maar had een welgevulde winkel onder handbereik
Voor de doorsnee burger was winkelen niet een plezierig drentelen van de ene zaak naar de andere; van kijken, keuren en kopen zoals bij ons maar een uitputtingsslag waarmee veel tijd verloren ging. Die tijd werd vooral besteed aan wachten. In welk seizoen je ook in de DDR kwam, er waren altijd wel rijen wachtenden. De ene keer bij de slager, de andere keer bij de kledingzaak.



Niet alle artikelen waren van even slechte kwaliteit, maar er was toch veel dat alleen gekocht werd bij gebrek aan beter. Het is best te begrijpen waarom de Oost-Duitsers, toen ze eenmaal over Westmarken beschikten, allen nog maar goede producten wilden kopen. Dat ging natuurlijk ten koste van hun eigen economie want de fabrieken konden hun product aan de straatstenen niet kwijt, maar wie zou het ze, zeker in ons welvarende Westen, durven kwalijk nemen?
Neem de kleding, die veertig jaar lang verkocht werd. Als je zo'n herenkostuum zag hangen leek het nauwelijks verschillend van een westers product. Echter, de Oost-Duitse kostuums waren na enkele weken dragen hun vorm en model kwijkt en leken meer op veredelde aardappelzakken. Dat gaf de Oost-Duitsers altijd zo'n sjofel voorkomen.




De voedselvoorziening in de DDR was ten aanzien van basisartikelen als brood en aardappelen, redelijk. Dat was ook goedkoop, dankzij de hoge subsidies van de staat. De klant betaalde nooit de werkelijke kostprijs en daar was men zo aan gewend dat het na de monetaire unie hard aankwam toen die subsidies wegvielen. Maar sinds die datum was er wel groente en fruit in overvloed. In de SED-tijd was er vaak niets anders dan kool, zij het in vier soorten. Verse sla en boontjes waren uitzondering en als er iets meer was zag het er bijna altijd onfris uit. Bij gebrek aan beter werd het natuurlijk toch wel gekocht.




Fruit was vaak zeldzaam, ook inheems fruit als appels. Ze werden in de DDR wel geteeld, maar gingen voor harde valuta naar het buitenland en de hotels. Een enkele keer waren er hier en daar bananen en dat ging als een lopend vuurtje door de stad. Ze waren gewoonlijk snel uitverkocht en omdat het vaak om een partij ging kregen de klanten er bijvoorbeeld maar vier. Vruchten als perziken en ananassen waren bijna nooit te koop.



Ook over schoenen waren de Oost-Duitsers slecht te spreken. Wie voor het zomerseizoen bijvoorbeeld sandalen van DDR-makelij wilde kopen, liep daar nooit een zomer lang op want dan was de plastic schoen versleten. Ook dichte schoenen leefden nooit erg lang. Hier kwam de drager soms voor een onaangename verrassing te staan dat tijdens het lopen de zool los liet.
Het aantal voorbeelden van artikelen die niet of nauwelijks te krijgen waren is ontelbaar. Soms waren er wel stelen van hamers te koop, maar niet de hamer zelf.



Het repareren van artikelen is een hoofdstuk apart, want ook dat kostte veel tijd en energie. In 1988 moesten inwoners van Leipzig bijvoorbeeld een half jaar wachten tot hun kapotte stofzuiger gerepareerd was. Vaak stuurden kopers producten, die snel kapot gingen of bij het eerste gebruik al niet deugden terug. Het Centrum warenhuis in Dresden had 25 personeelsleden in dienst, die niets anders deden dan klachten aanhoren en problemen rond teruggestuurde producten af te wikkelen. Het veroorzaakte zo'n schandaal dat zelfs communistische kranten erover schreven.
De meeste winkels in de de DDR boden een ouderwetse ongastvrije aanblik en de klant was zelden koning. Het winkelpersoneel snauwde de kopers regelmatig af en was bijzonder snel met de opmerking dat 'men het niet had'.

Toch konden de Oost-Duitsers wel aan goede en dus gewoonlijk westerse producten komen, maar die moesten ze dan in D-Mark betalen. Evenals elders in het Oostblok was er in de hele DDR een keten van zogenaamde Intershops, die uiteraard eigendom van de staat waren. Daar was geen sprake van schaarste want de voorraad werd regelmatig vanuit het Westen aangevuld.
Sommige Intershops waren in of bij de grote hotels, zodat de toeristen er ook gebruik van konden maken, andere zomaar ergens in een onooglijk straatje. Maar alle Intershops straalden de sfeer van West-Europese winkels uit. Iedereen, die ook maar enigszins de mogelijkheid had om aan westerse valuta te komen, kocht in de Intershop. Niet zelden kon men Oost-Duitsers bij ze winkes zien rondhangen die westerse toeristen aanklampten met de vraag of zij wilden wisselen. De toeristen kregen dan veel meer Oostmarkten dan bij de staatsbank of aan de grens.
Het regime wist natuurlijk dat dit gebeurde, maar wie als Oost-Duitser in de Intershop iets kocht werd nooit gevraagd hoe hij of zij aan het geld kwam. Er stonden dan ook nooit Vopo's bij de Intershops te posten om te vookomen dat er 'zwart' gewisseld werd.


De belangrijkste reden hiervoor was dat de Intershops een goudmijn ware nvoor de staat. De prijzen lagen voor dezelfde artikelen hoger dan in het Westen. Voor een fles West-Duitse wijn moest bijvoorbeeld dertien D-mark neergeteld worden, terwijl de staat die fles voor 5 D-mark had gekocht. Het was het de zoveelste inkomensbron voor de SED. Het was bepaald geen wonder dat na de hereniging pas goed duidelijk werd voor hoeveel miljarden de SED/PDS zichzelf had verrijkt.


Omdat op een goed moment de ontevredenheid over de Intershops te groot werd, verzon de SED iets nieuws. Er werden Exquisit-winkels in het leven geroepen waarin redelijk goede producten voor Oostmarken te koop waren. De prijzen waren echter een stuk hoger dan in de gewone winkels, zodat er in deze 'klassenloze' maatschappij drie klassen ontstonden: De mensen met westers geld, die naar de Intershop gingen, de veelverdieners, die in de Exquisit terecht konden en de arme drommels, zoals bejaarden, die van een klein pensioentje moesten leven en aangewezen waren op de gewone winkels. En dat betekende uren in de rij staan en weinig keus hebben...

Kort na de Wende gingen de prijzen van een aantal artikelen in de Intershops, zoals koffie en zeep, omlaag. Dat was gewoon een gevolg van de markteconomie. Oost-Duitsers, die naar het Westen waren geweest hadden ontdekt dat diezelfde producten daar veel goedkoper waren dan in hun Intershops en dus gingen de prijzen omlaag. Daarmee is duidelijk aangegeven dat het regime de bevolking ook via de Intershop afzette.


Om het urenlang bij de winkels wachten te voorkomen gingen veel Oost-Duiters vaak buitenshuis eten. Dat schiep dan onmiddellijk een nieuw probleem want er waren veel te weinig restaurants. En dus was de kans groot dat men een uur of langer voor het restaurant moest wachten totdat er een tafel vrijkwam. Bovendien waren in bijna alle restaurants een aantal tafeltjes gereserveerd, terwijl ze soms een hele avond leeg bleven.


Die tafels waren bestemd voor de leden van de communistische SED. In een Oost-Berlijns restaurant waren minstens drie tafels leeg, maar het gebeurde dat mensen aan een tafeltje moesten aanschuiven waar al andere mensen zaten te dineren.
Overigens was de spijskaart in Oost-Duitse restaurants of zeer beperkt, of zeer uitgebreid, maar dan was de helft er niet, zodat het op hetzelfde neerkomt. Het was voor ober en klant een vrij gênante vertoning als je drie keer een verschillend gerecht opnoemde en het was er niet. Slimme obers hadden daar een oplossing voor. Zij overhandigden de spijskaart en als het een zeer uitgebreide was vertelden ze er tegelijk bij wat er wel was. De prijzen waren uiterst laag.
Tot de wende waren er in de DDR geen standjes op straat waar men frites en dergelijke kon kopen. Er was alleen worst....